< terug

It is time to run

Als ik thuis kom na het uitlaten van de hond, vlak voor het slapen gaan, roept mijn vrouw me al tegemoet: “René heeft net gebeld. Je moet morgen je hardloopspullen meenemen. Dat doen zij ook! Ze willen vrijdagmorgen voor aanvang van de cursus eerst even hard lopen”Ik kijk haar glazig en vol ongeloof aan.

21 januari 2014 (0 reacties)

Hardlopen

Door Henk van Duuren

Als ik thuis kom na het uitlaten van de hond, vlak voor het slapen gaan, roept mijn vrouw me al tegemoet: “René heeft net gebeld. Je moet morgen je hardloopspullen meenemen. Dat doen zij ook! Ze willen vrijdagmorgen voor aanvang van de cursus eerst even hard lopen”Ik kijk haar glazig en vol ongeloof aan. Heb ik een keer een studietweedaagse, waarbij ik niet al te vroeg uit bed hoef, een uitgebreide maaltijd met alles erop en eraan klaar staat en ik mezelf in volledige ontspanning kan voorbereiden op de cursus, die pas om negen uur s ochtends begint, komen ‘zij, drie mannelijke collegas, met een wild plan: s ochtends vroeg hard lopen. Met een misnoegd gevoel kruip ik in bed, geef mijn vrouw een zoen, die nauwelijks haar wang raakt en slaap korte stukjes afgewisseld met warrige dromen, waarin de collegas aan mijn bed staan te schudden en roepen dat het tijd is om er uit te komen.

Bij het opstaan is mijn humeur er door de woelige nacht niet beter op geworden. Volgens het vaste patroon verricht ik de handelingen, die ik iedere morgen doe, alles in volgorde en in een zeer laag tempo. Onderaan de trap staat mijn hond al te wachten. Hij is al net zo geprogrammeerd als zijn baas. Samen gaan we even naar het hondenveldje. Bij de brievenbus wacht hij netjes. Hij weet dat eerst de krant uit de bus gehaald wordt voordat we naar binnen gaan. Na het ontbijt neem ik afscheid van mijn vrouw, pak mijn tas en stap in de auto. Op het moment dat ik weg wil rijden, gaat de voordeur open. Mijn vrouw houdt triomfantelijk mijn sporttas omhaag: “Bijna vergeten jongen! Gelukkig heb je mij nog!” Als er iets niet in mijn ochtendprogramma zit, dan gaat het fout. Hoewel, hier had ik beslist niet over getreurd.

De studiedag is een succes. s Avonds is het erg gezellig in de bar, er worden spelletjes gedaan en mijn collegas zijn echt uit. De dames nippen aan hun sapjes en de ‘loopjongens gieten het ene na het andere biertje in het keelgat met de woorden ‘daar gaat weer een heerlijke blonde rakker. Om elf uur barst ik, na de enerverende dag, van de slaap. Of ik nog even mee de stad in ga om daar een afzakkertje te nemen. Ik bedank vriendelijk en zoek de slaapkamer op, waar we met zijn vieren overnachten. Even later lig ik vredig in Morpheus armen.

Wreed ontwaak ik. De jongens zijn terug en zo te horen en te zien hebben ze hem behoorlijk aan Bachus geofferd. Lallend roept Patrick: “Henk, ben je nog wakker? We hebben de wekker gezet. Om zes uur op en dan gaan we rennen. Even kijken! Dat is drie uur slaap. Moet genoeg zijn!” Hij rolt in bed en drie tellen later hoor ik hem al ronken. Ik vraag me op dat moment af of hij het alarmsignaal wel zal horen.

Ik hoor de wekker wel, maar voordat ik er een klap op kan geven is Henk Jan me voor. “It is time to run!” knalt hij door de kamer. Zwijgzaam en zeer langzaam kleed ik me aan. Het lijf moet op gang komen. De jongens schijnen er geen last van te hebben. Ze zijn energiek en praten al volop. Als ze in mijn richting praten val ik bijna om van de dranklucht die ze verspreiden. Buiten is het pikdonker. We zoeken een route langs de rand van het bos. De collegas, veel minder getraind dan ik, lopen schijnbaar gemakkelijk. Mijn lijf protesteert uit alle macht. Alles zit vast en doet zeer. Ik laat me niet kennen en doe alsof het vanzelf gaat. Niets is minder waar. Na drie kwartier zijn we terug bij het hotel. Met een brede grijns lopen de anderen naar binnen. Ze storten zich meteen op het ontbijt. Vol bewondering kijk ik naar ze. Het gezegde – s Avonds een vent, s ochtends een vent – is voor hen voor honderd procent van toepassing. Geen smoes, geen wanklank, niets van dat al heb ik gehoord. Ik heb twee keer zoveel slaap gehad, geen druppel alcohol gedronken en voel me zoals zij zich zouden moeten voelen. Stiekem sluip in naar de hotelkamer en doe alles weer in mijn eigen ritme en in de volgorde die me zo eigen is. Zou het te maken hebben met mijn leeftijd of is het mijn biologische klok. Ik weet het niet zeker en beloof mezelf om dat eens haarfijn uit te zoeken.

© hardloopnieuws.nl

Reacties

    Geen reacties.
Al een account, log hier in.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

It is time to run

Als ik thuis kom na het uitlaten van de hond, vlak voor het slapen gaan, roept mijn vrouw me al tegemoet: “René heeft net gebeld. Je moet morgen je hardloopspullen meenemen. Dat doen zij ook! Ze willen vrijdagmorgen voor aanvang van de cursus eerst even hard lopen”Ik kijk haar glazig en vol ongeloof aan.

24 maart 2008 (0 reacties)

Hardlopen

Door Henk van Duuren

Als ik thuis kom na het uitlaten van de hond, vlak voor het slapen gaan, roept mijn vrouw me al tegemoet: “René heeft net gebeld. Je moet morgen je hardloopspullen meenemen. Dat doen zij ook! Ze willen vrijdagmorgen voor aanvang van de cursus eerst even hard lopen”Ik kijk haar glazig en vol ongeloof aan. Heb ik een keer een studietweedaagse, waarbij ik niet al te vroeg uit bed hoef, een uitgebreide maaltijd met alles erop en eraan klaar staat en ik mezelf in volledige ontspanning kan voorbereiden op de cursus, die pas om negen uur s ochtends begint, komen ‘zij, drie mannelijke collegas, met een wild plan: s ochtends vroeg hard lopen. Met een misnoegd gevoel kruip ik in bed, geef mijn vrouw een zoen, die nauwelijks haar wang raakt en slaap korte stukjes afgewisseld met warrige dromen, waarin de collegas aan mijn bed staan te schudden en roepen dat het tijd is om er uit te komen.

Bij het opstaan is mijn humeur er door de woelige nacht niet beter op geworden. Volgens het vaste patroon verricht ik de handelingen, die ik iedere morgen doe, alles in volgorde en in een zeer laag tempo. Onderaan de trap staat mijn hond al te wachten. Hij is al net zo geprogrammeerd als zijn baas. Samen gaan we even naar het hondenveldje. Bij de brievenbus wacht hij netjes. Hij weet dat eerst de krant uit de bus gehaald wordt voordat we naar binnen gaan. Na het ontbijt neem ik afscheid van mijn vrouw, pak mijn tas en stap in de auto. Op het moment dat ik weg wil rijden, gaat de voordeur open. Mijn vrouw houdt triomfantelijk mijn sporttas omhaag: “Bijna vergeten jongen! Gelukkig heb je mij nog!” Als er iets niet in mijn ochtendprogramma zit, dan gaat het fout. Hoewel, hier had ik beslist niet over getreurd.

De studiedag is een succes. s Avonds is het erg gezellig in de bar, er worden spelletjes gedaan en mijn collegas zijn echt uit. De dames nippen aan hun sapjes en de ‘loopjongens gieten het ene na het andere biertje in het keelgat met de woorden ‘daar gaat weer een heerlijke blonde rakker. Om elf uur barst ik, na de enerverende dag, van de slaap. Of ik nog even mee de stad in ga om daar een afzakkertje te nemen. Ik bedank vriendelijk en zoek de slaapkamer op, waar we met zijn vieren overnachten. Even later lig ik vredig in Morpheus armen.

Wreed ontwaak ik. De jongens zijn terug en zo te horen en te zien hebben ze hem behoorlijk aan Bachus geofferd. Lallend roept Patrick: “Henk, ben je nog wakker? We hebben de wekker gezet. Om zes uur op en dan gaan we rennen. Even kijken! Dat is drie uur slaap. Moet genoeg zijn!” Hij rolt in bed en drie tellen later hoor ik hem al ronken. Ik vraag me op dat moment af of hij het alarmsignaal wel zal horen.

Ik hoor de wekker wel, maar voordat ik er een klap op kan geven is Henk Jan me voor. “It is time to run!” knalt hij door de kamer. Zwijgzaam en zeer langzaam kleed ik me aan. Het lijf moet op gang komen. De jongens schijnen er geen last van te hebben. Ze zijn energiek en praten al volop. Als ze in mijn richting praten val ik bijna om van de dranklucht die ze verspreiden. Buiten is het pikdonker. We zoeken een route langs de rand van het bos. De collegas, veel minder getraind dan ik, lopen schijnbaar gemakkelijk. Mijn lijf protesteert uit alle macht. Alles zit vast en doet zeer. Ik laat me niet kennen en doe alsof het vanzelf gaat. Niets is minder waar. Na drie kwartier zijn we terug bij het hotel. Met een brede grijns lopen de anderen naar binnen. Ze storten zich meteen op het ontbijt. Vol bewondering kijk ik naar ze. Het gezegde – s Avonds een vent, s ochtends een vent – is voor hen voor honderd procent van toepassing. Geen smoes, geen wanklank, niets van dat al heb ik gehoord. Ik heb twee keer zoveel slaap gehad, geen druppel alcohol gedronken en voel me zoals zij zich zouden moeten voelen. Stiekem sluip in naar de hotelkamer en doe alles weer in mijn eigen ritme en in de volgorde die me zo eigen is. Zou het te maken hebben met mijn leeftijd of is het mijn biologische klok. Ik weet het niet zeker en beloof mezelf om dat eens haarfijn uit te zoeken.

© hardloopnieuws.nl

Reacties

    Geen reacties.
Al een account, log hier in.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *