Je kunt het
21 januari 2014 (0 reacties)Hardlopen
Marathonloper Henk van Duuren schrijft voor hardloopnieuws de column “hardlopen”.
Je kunt het
De wedstrijdlopers drommen gespannen en verwachtingsvol samen in het startvak. Nog even wachten, doordat een plaatselijke politieke grootheid zijn plichtplegingen moet doen. Een belofte hier, een belofte daar. De deelnemers horen het wel, maar luisteren niet en de enkele loper die het wel hoort gelooft het niet. Helemaal achterin het startveld, ver verwijderd van de mensen die om de prijzen strijden, trippelt even ongedurig, gespannen en verwachtingsvol als de topatleten een slanke dame van midden vijftig op en neer. Ze hipt op de keien als een overijverige vrouwtjesmerel in het gras op jacht naar een verse regenworm.
Aan heel haar houding is te zien dat ze voor een grote uitdaging staat. “En Tineke, gaat het vandaag gebeuren?” vraagt een man vanaf de zijkant. Ze reageert geschrokken en toch ook wel blij verrast. “Oh jee, jij hier? Hoi! Ja, ja! Ik ben nogal zenuwachtig.” Haar stem klinkt schril en hoog. “Het is namelijk mijn eerste tien kilometerloop. Ik ga maar voor één ding en dat is finishen. Het maakt me niet uit hoe lang ik er over doe. Ik wil, éénmaal in mijn leven een tien kilometer lopen!” Ze zegt het zeer stellig. De hoogte van het stemgeluid verraden echter haar twijfel. Gaat het me lukken? Kan ik dit wel volhouden? Ga ik niet af voor al die mensen, die aan de zijlijn staan? Het is vanaf haar gezicht en lijf af te lezen. Toch gaat ze er voor. Het startschot klinkt. Bij het passeren van de startlijn ligt het veld met lopers al ver voor haar. Het deert Tineke niet. Ze is op weg.
Vier keer wacht haar een ronde door het dorp. Er is applaus en er zijn aanmoedigingen in de eerste drie ronden. Haar tempo is dusdanig dat ze door het merendeel van de lopers op een ronde achterstand wordt gezet. De vierde ronde wordt een geweldige opgave. Het lijf protesteert. De spieren blokkeren en het tempo zakt daardoor nog verder terug. Ergens in het hoofd fluistert een duivels stemmetje: “Stop nou toch. Het doet toch zeer!?” Tineke zet door en loopt nu nagenoeg alleen door de straten. De toeschouwers hebben hun stoelen binnen gezet, zitten achter de televisie of zijn op weg naar de feesttent. Het wordt al donker en Tineke strijdt en lijdt.
Op het moment, dat ze er echt de brui aan wil geven en gaat wandelen op advies van het sarrende stemmetje, hoort ze een stem die haar haast vaderlijk toespreekt: “Je gaat het nou toch niet opgeven. Met nog maar anderhalve kilometer te gaan. Kom op, je kunt het. Ik geloof dat je het kunt!” Het zijn de woorden van de man die op de bezemfiets rijdt. Tineke kijkt hem aan, ziet zijn lachende gezicht en begint weer snelheid te maken. Vanaf dat moment krijgt ze compliment op compliment aan haar geadresseerd. Dat het goed gaat. Ze mooi loopt. Dat hij bewondering voor haar heeft. Er genoeg vrouwen op de wereld rondlopen die het haar nooit na zullen doen. Tineke slurpt de complimenten op en kreunt, steunt en zucht, maar loopt door. Aan één stuk. Zonder te versagen. De woorden werken als doping en als in de verte de speaker haar in de inmiddels lege finishstraat binnenhaalt alsof ze de wedstrijd gewonnen heeft, straalt ze. Uitgeput hangt ze over een dranghek en bedankt de man op de bezemfiets: “Zonder jou had ik het niet gered. Dank je wel!” roept ze hem toe. Hij steekt zijn hand op roepend dat hij niet gelopen heeft, maar zij.
Een jonge dame rent naar Tineke en omhelst haar. “Gefeliciteerd mam, dat heb je hem mooi geflikt. Ik ben trots op je!” De man van Tineke staat op enige afstand het tafereel te aanschouwen. De handen in de zakken, de buik vooruit en op zijn gezicht een meewarige uitdrukking. Hij feliciteert haar, maar je ziet dat hij het in feite maar niets vindt dat geloop van zijn vrouw. Tineke heeft het niet door en met de arm van haar dochter om haar heen schuifelt ze met stramme kuiten richting de hel verlichte feesttent, waar de huldigingen al zijn begonnen. “Ik moet mijn startnummer nog inleveren. Daar krijg ik een T-shirt voor!” De dochter reageert enthousiast: “Dat is er dan eentje om in te lijsten mam. Kan papa mooi doen!” Vaderlief fronst zijn wenkbrauwen. Met een -alleen als je me belooft dat je nooit meer een tien kilometer loopt – geeft hij zijn ware gedachten prijs. Tineke kijkt hem ongelovig aan en lacht: “Je hoef hem niet in te lijsten. Ik vond het zó leuk. Over twee maanden loop ik weer een tien kilometer en je mag raden wat ik dan ga dragen. Juist! Het shirt dat ik straks krijg!” Giechelend lopen moeder en dochter de feesttent binnen, vader afkeurend hoofdschuddend achter latend.
© hardloopnieuws.nl
Gerelateerd
Je kunt het
8 juli 2007 (0 reacties)Hardlopen
Marathonloper Henk van Duuren schrijft voor hardloopnieuws de column “hardlopen”.
Je kunt het
De wedstrijdlopers drommen gespannen en verwachtingsvol samen in het startvak. Nog even wachten, doordat een plaatselijke politieke grootheid zijn plichtplegingen moet doen. Een belofte hier, een belofte daar. De deelnemers horen het wel, maar luisteren niet en de enkele loper die het wel hoort gelooft het niet. Helemaal achterin het startveld, ver verwijderd van de mensen die om de prijzen strijden, trippelt even ongedurig, gespannen en verwachtingsvol als de topatleten een slanke dame van midden vijftig op en neer. Ze hipt op de keien als een overijverige vrouwtjesmerel in het gras op jacht naar een verse regenworm.
Aan heel haar houding is te zien dat ze voor een grote uitdaging staat. “En Tineke, gaat het vandaag gebeuren?” vraagt een man vanaf de zijkant. Ze reageert geschrokken en toch ook wel blij verrast. “Oh jee, jij hier? Hoi! Ja, ja! Ik ben nogal zenuwachtig.” Haar stem klinkt schril en hoog. “Het is namelijk mijn eerste tien kilometerloop. Ik ga maar voor één ding en dat is finishen. Het maakt me niet uit hoe lang ik er over doe. Ik wil, éénmaal in mijn leven een tien kilometer lopen!” Ze zegt het zeer stellig. De hoogte van het stemgeluid verraden echter haar twijfel. Gaat het me lukken? Kan ik dit wel volhouden? Ga ik niet af voor al die mensen, die aan de zijlijn staan? Het is vanaf haar gezicht en lijf af te lezen. Toch gaat ze er voor. Het startschot klinkt. Bij het passeren van de startlijn ligt het veld met lopers al ver voor haar. Het deert Tineke niet. Ze is op weg.
Vier keer wacht haar een ronde door het dorp. Er is applaus en er zijn aanmoedigingen in de eerste drie ronden. Haar tempo is dusdanig dat ze door het merendeel van de lopers op een ronde achterstand wordt gezet. De vierde ronde wordt een geweldige opgave. Het lijf protesteert. De spieren blokkeren en het tempo zakt daardoor nog verder terug. Ergens in het hoofd fluistert een duivels stemmetje: “Stop nou toch. Het doet toch zeer!?” Tineke zet door en loopt nu nagenoeg alleen door de straten. De toeschouwers hebben hun stoelen binnen gezet, zitten achter de televisie of zijn op weg naar de feesttent. Het wordt al donker en Tineke strijdt en lijdt.
Op het moment, dat ze er echt de brui aan wil geven en gaat wandelen op advies van het sarrende stemmetje, hoort ze een stem die haar haast vaderlijk toespreekt: “Je gaat het nou toch niet opgeven. Met nog maar anderhalve kilometer te gaan. Kom op, je kunt het. Ik geloof dat je het kunt!” Het zijn de woorden van de man die op de bezemfiets rijdt. Tineke kijkt hem aan, ziet zijn lachende gezicht en begint weer snelheid te maken. Vanaf dat moment krijgt ze compliment op compliment aan haar geadresseerd. Dat het goed gaat. Ze mooi loopt. Dat hij bewondering voor haar heeft. Er genoeg vrouwen op de wereld rondlopen die het haar nooit na zullen doen. Tineke slurpt de complimenten op en kreunt, steunt en zucht, maar loopt door. Aan één stuk. Zonder te versagen. De woorden werken als doping en als in de verte de speaker haar in de inmiddels lege finishstraat binnenhaalt alsof ze de wedstrijd gewonnen heeft, straalt ze. Uitgeput hangt ze over een dranghek en bedankt de man op de bezemfiets: “Zonder jou had ik het niet gered. Dank je wel!” roept ze hem toe. Hij steekt zijn hand op roepend dat hij niet gelopen heeft, maar zij.
Een jonge dame rent naar Tineke en omhelst haar. “Gefeliciteerd mam, dat heb je hem mooi geflikt. Ik ben trots op je!” De man van Tineke staat op enige afstand het tafereel te aanschouwen. De handen in de zakken, de buik vooruit en op zijn gezicht een meewarige uitdrukking. Hij feliciteert haar, maar je ziet dat hij het in feite maar niets vindt dat geloop van zijn vrouw. Tineke heeft het niet door en met de arm van haar dochter om haar heen schuifelt ze met stramme kuiten richting de hel verlichte feesttent, waar de huldigingen al zijn begonnen. “Ik moet mijn startnummer nog inleveren. Daar krijg ik een T-shirt voor!” De dochter reageert enthousiast: “Dat is er dan eentje om in te lijsten mam. Kan papa mooi doen!” Vaderlief fronst zijn wenkbrauwen. Met een -alleen als je me belooft dat je nooit meer een tien kilometer loopt – geeft hij zijn ware gedachten prijs. Tineke kijkt hem ongelovig aan en lacht: “Je hoef hem niet in te lijsten. Ik vond het zó leuk. Over twee maanden loop ik weer een tien kilometer en je mag raden wat ik dan ga dragen. Juist! Het shirt dat ik straks krijg!” Giechelend lopen moeder en dochter de feesttent binnen, vader afkeurend hoofdschuddend achter latend.
© hardloopnieuws.nl
Reacties
Geen reacties.
Al een account, log hier in.