Alexander Doom na doorbraakjaar 2024 en tegenslag op de Spelen terug op koers
12 juli 2025 (0 reacties)
Na de wereldtitel indoor en de Europese titel outdoor moesten de Olympische Spelen vorig jaar de kroon worden op het superseizoen van Alexander Doom. Een blessure in de halve finales doorprikte die droom. Wat volgde was een maandenlange revalidatie, een trainerswissel en een wedstrijdloze winter. Bijna een jaar later is hij stilaan helemaal terug, met een gewijzigde internationale status, maar met dezelfde focus en vastberadenheid. Een interview van atletiek.be.
Het is al een vrij hectisch seizoen geweest voor jou. Hoe blik je er tot nu toe op terug?
“Het is een seizoen met ups en downs, maar dat was te verwachten. Ik kom van heel ver terug, en dan is het normaal dat de prestaties wat wisselen. Toch ben ik over het algemeen heel tevreden. Mijn chrono van 44”66 in Maribor was een serieuze opsteker en gaf me moed. Het is een teken dat ik conditioneel aan het groeien ben en dat alles in stijgende lijn gaat. Enkel de wedstrijd in Oregon was minder, maar dat was deels te verklaren door de jetlag, die ik niet had verteerd. Het is sowieso een boeiend seizoen, met veel mooie wedstrijden. Ik klaag dus zeker niet.”
Iedereen herinnert zich natuurlijk je opgave in de halve finales van de Spelen. Je zegt zelf dat je sindsdien een hele weg hebt moeten afleggen. Hoe moeilijk was die periode?
“Het was best wel zwaar. Ik ben zowat van nul terug moeten beginnen, want ik ben effectief moeten starten met opnieuw deftig stappen. Ik merkte onmiddellijk dat het een heel lang proces zou worden en vrij snel werd duidelijk dat ik het hele indoorseizoen zou moeten schrappen. Zelfs tijdens de Paasstage in Zuid-Afrika was ik nog niet helemaal hersteld en kon ik nog steeds niet vrijuit trainen. Pas daarna kreeg ik de eerste signalen dat ik wel terug in competitie zou kunnen treden wanneer het outdoorseizoen op gang geschoten werd. Dat gaf me wel heel veel motivatie en ik ben blij dat ik terug competitief kan zijn.”
De laatste maanden werd je voorbereiding en je seizoen wel terug een aantal keer gestoord door kleinere fysieke ongemakken. Hangen die nog steeds samen met de blessure van vorige zomer?
“De kleine blessures die me recent nog parten speelden, houden daar inderdaad verband mee. Het blijft steeds de adductorenregio die opspeelt. Mijn bekkenregio is wat getoucheerd en er is wat slijtage. Het is iets wat er is en nooit helemaal zal weggaan. Ergens moet ik er wat mee leren leven, ook al doe ik heel veel oefeningen om het allemaal onder controle te houden.”
De blessure is er ook gekomen na een succesvol, maar ook bijzonder zwaar seizoen. Heb je daar bepaalde lessen uit getrokken?
“De belangrijkste les is allicht dat ik niet moet proberen om altijd alles te doen. Als er overbelasting is en ik voel dat iets te zwaar of te lastig wordt, dan ga ik nu veel gemakkelijker neen zeggen. Nu ja, het waren natuurlijk de Olympische Spelen en dan neem je automatisch wat meer risico’s dan op een ander kampioenschap. Het is heel dubbel, maar het is zeker iets wat ik meeneem naar de toekomst.”
Had je vroeger misschien toch nog geprobeerd om het EK indoor in Apeldoorn te halen?
“Misschien wel. Het is nooit leuk om een kampioenschap te moeten missen, zeker niet als het zo dichtbij huis is. Ik had echter snel door dat het geen zin had om risico’s te nemen. Tokio blijft het absolute hoofddoel van dit jaar en, stel dat ik toch een indoorseizoen had gedaan, dan stond ik nu misschien opnieuw aan de kant.”
Je status is natuurlijk enorm veranderd. In een jaar tijd ben je internationaal geëvolueerd van het lid van de Tornado’s, naar een absolute wereldtopper. Je krijgt sowieso meer aandacht en je prestaties worden vaak onder het vergrootglas geplaatst. Als je terugkeert uit blessure is dat niet meteen een cadeau natuurlijk. Hoe ga je daarmee om?
“Ik kan niet ontkennen dat het soms wel wat lastig is. Het is voor mij geen normaal seizoen. Door die blessure is dit seizoen niet meteen een verderzetting van wat ik allemaal heb gepresteerd vorig seizoen. Ikzelf en mijn team zijn zich daar heel erg goed van bewust, maar de buitenwereld kijkt daar soms wat anders tegen aan en dan wordt er al eens iets gezegd of geschreven. Da’s niet altijd leuk, maar ik weet vanwaar ik kom en waar we naartoe werken. Ik moet gewoon hard blijven verder werken.”
Na de Olympische Spelen was er natuurlijk de trainerswissel die voor velen als een verrassing kwam. Had je nood aan een andere aanpak?
“Ik heb elf heel mooie jaren gehad met Philip Gilson en samen hebben we heel wat bereikt. In het laatste jaar zijn er intern een aantal zaken gebeurd waardoor voor mij het vertrouwen wat zoek was. Bovendien leek het bij de start van een nieuwe cyclus van vier jaar naar de Spelen toe een ideaal moment om eens iets anders te proberen. Ik had ergens ook wel nood aan een andere aanpak en ik denk dat ik de juiste beslissing genomen heb.”
Werk je nu helemaal anders?
“Het is geen radicale verandering van trainen, maar er zijn wel een aantal verschillen. Zeker de zaken in de richting van krachttraining zijn verschillend. De blokken zijn nu iets meer opgedeeld richting maximale kracht en explosieve kracht. Over het algemeen zijn de trainingen ook iets meer gemeten en gecontroleerd. Het is leuk om iets meer datagericht te werken en om ook zaken zwart op wit te zien staan die aantonen waar we naartoe aan het werken zijn.”
Het niveau op de 400m is zowel internationaal al nationaal enorm gestegen de laatste jaren. Met Jonathan Sacoor, Daniel Segers en jezelf lopen nu drie Belgen onder de 45 seconden. Da’s ongezien. Daar kan je alleen maar blij om zijn zeker?
“Da’s absoluut een positieve zaak. Zeker met het oog op de aflossingen is de sterkte in de breedte enorm belangrijk. Zo moeten de jongens die individueel lopen op een kampioenschap niet nog eens noodgedwongen opdraven voor de reeksen van de aflossingen. Het enige nadeel aan de mondiale evolutie op de 400m is dat de limieten om naar een kampioenschap te mogen ook altijd maar strenger worden.”
De World Relays waren voor ons land een gigantisch succes. Alle teams slaagden erin om zich te kwalificeren voor het WK in Tokio. Hoe blik je daarop terug?
“Dat was echt fantastisch. Als lid van de Tornados is er sowieso een band met de andere 400m-lopers, maar in China vormden we allemaal een zeer hecht team. Bij iedere kwalificatie sprong zowat de hele ploeg een gat in de lucht. Het was heel erg bijzonder en we hebben er als klein landje getoond dat we gewoon heel erg goed zijn in estafettes. Ik denk dat er maar vijf landen waren die zich voor alle estafettes konden plaatsen voor Tokio en wij waren er een van. Da’s iets om enorm trots op te zijn. Het estafetteteam maakt ook iedereen afzonderlijk beter. Atleten die niet individueel op het EK of WK staan, worden door het team naar een hoger niveau gestuwd en da’s heel mooi om te zien.”
Er is de afgelopen maanden ook heel veel gezegd en geschreven over de rol van Bram Peters als bondscoach. Hoe ervaar jij de samenwerking met hem?
“Er moet in de eerste plaats een onderscheid gemaakt worden tussen de federatie en het aflossingsproject. Dat zijn twee dingen die volledig los staan van elkaar en die zaken worden te vaak in één adem genoemd. Bram is bondscoach en is ook hoofdcoach van de Tornados. Ik kan alleen maar positief zijn over hem en over de samenwerking. Ik heb al een aantal keer gezegd dat ik vind dat hij de juiste persoon is om als bondscoach te werken voor het team. Ook als hoofdcoach van de Tornados heeft hij al mooi werk verricht. Dat staat allemaal los van wat er op het niveau van de federatie speelt.”
Eind juni promoveerde België opnieuw naar de hoogste afdeling van het EK voor landenteams. Met je overwinning op de 400m deed je meer dan je duit in het zakje.
“Het deed heel veel deugd om mijn individuele wedstrijd te winnen en om 44”66 te klokken. Ik moet zeggen dat er wel wat druk op stond, want op de voorafgaande teammeeting werd overlopen hoeveel punten er beoogd werden per discipline. Achter mijn naam en die van Naomi Van den Broeck stonden meteen 16 punten genoteerd. Het was dus van moeten, maar ik ben blij met het resultaat. Zeker ook omdat het gewoon een wedstrijd van enorm hoog niveau was. We liepen met vier atleten onder de 45 seconden. Het weer was wel goed, maar het was nu ook niet meteen supersnelle piste. Dat geeft moed.”
Je was samen met Naomi Van den Broeck ook teamkapitein in Maribor. Wat hield dat precies in?
“In de eerste plaats moest ik vooral een speech geven voor en na het kampioenschap. Als teamkapitein vorm je een beetje de schakel tussen de staf en de atleten. Zeker op dit kampioenschappen zijn er nogal wat nieuwe namen en als er iets is, dan kunnen ze bij ons terecht. Samen met Naomi heb ik ook een spelletje georganiseerd om de teamspirit en de motivatie wat aan te scherpen. Ik denk dat dit wel gelukt is, want we hebben de competitie met 50 punten voorsprong gewonnen.”
We komen stilaan in de laatste rechte lijn richting het WK in Tokio. Wat volgt er de komende weken nog voor jou?
“Begin augustus staat het Belgisch kampioenschap op het programma en daarna volgt dan de Memorial. Daar kan eventueel nog de Diamond League finale in Zürich bijkomen, maar dat hangt ervan af of ik voldoende punten gesprokkeld heb. Het zal er nu eigenlijk vooral op aankomen om nog eens een deftig trainingsblok te kunnen afwerken. Dat miste ik de laatste maanden wat. De termijn tussen de verschillende wedstrijden en competities was steeds net iets te kort. Hopelijk kan ik op die manier net nog dat procentje bij winnen om top te zijn in Tokio.”
(bron atletiek.be)
Reacties
Geen reacties.
Al een account, log hier in.