< terug

Echt

“Kan ik meekomen in jouw groep?” wordt me gevraagd na afloop van de ultieme uitdaging, een trainingsprogramma om de vijf kilometer te kunnen volbrengen in een wedstrijd. Mijn antwoord is positief. Ik heb Anita, de fraai wit grijzende, frêle en soepel bewegende vrouw van midden vijftig mede begeleid en geloof in haar kunnen. Een zomerse column van Henk van Duuren.

1 augustus 2016 (0 reacties)

Hardlopen

“Kan ik meekomen in jouw groep?” wordt me gevraagd na afloop van de ultieme uitdaging, een trainingsprogramma om de vijf kilometer te kunnen volbrengen in een wedstrijd. Mijn antwoord is positief. Ik heb Anita, de fraai wit grijzende, frêle en soepel bewegende vrouw van midden vijftig mede begeleid en geloof in haar kunnen. Geen gram zit haar in de weg en beweging technisch is goed te zien dat ze meer gesport heeft. Nagenoeg probleemloos, met wel een pijntje hier en daar door het intensiever gaan sporten, voegt ze zich in de groep.

 

Na een goede maand mee gelopen te hebben meldt ze zich af voor het “vogels kijken”, dat is rustig hardlopen met een snelheid waarbij je kunt genieten van je omgeving. Elke zomermaand wordt er een route uitgezet van circa tien kilometer in een fraai gebied. De loopjes krijgen toepasselijke namen zoals: Rondje Engeland (gebied met een bosje en fraaie coulissen in het landschap), Alternatieve stations loop ( met de trein naar Mariënberg en over binnenwegen terug naar het station in Hardenberg), met glans door De Schans (landelijk lopen rondom en door het buurtschap De Schans).

 

“Daar waag ik me nog niet aan! Pff, tien kilometer, wat een eind!” Ik wijs haar er op dat we in trainingen al tot afstanden van acht à negen kilometer komen. Ze kijkt me verbaasd aan als het bewijs in een volgende training wordt geleverd door een horloge met gps. De enthousiaste verhalen van de deelnemers aan het “vogels kijken” en de foto’s op Facebook waar het plezier van af spat, brengen haar aan het twijfelen.  Haar vraag – “Denk je dat ik volgende week mee kan komen met Rondje Pontje?” – komt niet onverwacht. Ik twijfel er niet aan en zeg dat ze het met gemak kan volbrengen. “Echt?” Ik lach haar bemoedigend toe en herhaal met een bevestigende intonatie: “Echt!”

 

Volgeladen auto’s worden geparkeerd op de Eikenknuppeldijk in het buurtschap Diffelen aan de oevers van de rivier De Vecht. Anita heeft een barrière overwonnen en klautert enigszins gespannen, maar vooral verwachtingsvol uit één van de bolides. In het water ligt een pontje en een bord geeft aan dat het in gebruik is. Dat wordt een mooie afsluiting van de tocht, met zijn allen op het pontje naar de overkant. Sleutels worden gedeponeerd in de kofferbak van de auto van de trainer en het bont gekleurde en gemêleerde gezelschap is op weg. Anita nestelt zich aan de staart van de groep en begint op deze drukkend warme avond aan haar tocht.

 

Ze geniet zichtbaar van de prachtige wegen en doorkijkjes in het Vechtdal. Landwegen en fietspaden, afgezoomd door uitbundig groen of akkers met daarop aardappelen, granen, voederbieten of mais wisselen elkaar af. Op de helft van de tocht wordt er gretig gebruik gemaakt van de waterpost en verder snelt de groep. Anita oogt fris, maar het voor haar onbekende terrein ligt nu voor haar. Op kilometer acht geeft ze aan dat de schenen en kuiten erg gevoelig zijn. “Nog maar twee kilometer! Doe het rustig aan, dan red je het zeker!” opper ik. Ze schenkt me een minzaam lachje met twijfel in haar ogen, maar zet door.

 

Het pontje ligt al klaar aan de Liesendijk wanneer de groep arriveert. Anita straalt als ze de laatste meters volbrengt en ziet hoe de groep als een stel uitbundige schoolkinderen voor haar het pontje op stuift. Het ding begint meteen vervaarlijk te hellen. “Er mogen maximaal dertien personen op dit pontje!” roept iemand, wijzend op de tekst naast de startknop van de motor. Een groepje, waaronder Anita, blijft achter. Het pontje is tergend langzaam op weg, met teveel personen aan dek en een aantal uitbundige mannen, die even weer jongetje zijn en het gevaarte vervaarlijk laten hellen of dreigen dames overboord te gooien. De overkant wordt gelukkig zonder incidenten gehaald.

 

Waardoor zoiets gebeurt is onduidelijk, maar opeens begint Jan en alleman op knoppen te drukken en aan wielen te draaien aan weerszijden van de rivier. Het gevolg is dat het pontje het niet meer doet. De avond vordert en de wachtenden beginnen af te koelen en verkleumd te raken. De branie is bij de mannen verdwenen en ze overleggen hoe dit probleem op te lossen. Het duurt lang, te lang. “We kunnen niet in de auto! Onze sleutels liggen in de kofferbak van jouw auto!” wordt er geroepen. “Dat wordt zwemmen”, Henk!” merkt Anita op met een olijke uitdagende uitdrukking op haar gezicht. “Dan moet je de sleutel wel boven water, want anders gaat je sleutel kapot!” merkt een andere achterblijver op.

 

Anita tovert ergens een plastic zakje tevoorschijn, de sleutel gaat er in en er rest me niets anders dan als een goed afgerichte jachthond de sleutel naar de overkant te brengen. Met de sleutels in de mond wordt de overkant gehaald. Annie staat me op te wachten, steekt me de reikende hand toe. “Dat is aardig van haar!” denk ik. Mijn gedachte wordt onmiddellijk gelogenstraft. Met een “Zo, die is veilig!” grist ze het plastic zakje met sleutel uit mijn mond, draait zich om en laat me met de benen tot aan de knieën in de modder verbaasd achter.

 

De kleumende meute bij de auto’s wordt uit het lijden verlost als de kofferbak wordt geopend. De mannen hebben gelukkig het pontje weer aan de praat gekregen en na en fikse tijd komt de rest bibberend en bijna onderkoeld aan. Ik feliciteer Anita met het volbrengen van de tocht als ik haar autosleutels aanreik en vraag of ze ooit nog deel zal nemen aan zo’n dwaze tocht. Er verschijnen pretlichtjes in haar ogen en klappertandend zegt ze: “Ik denk van wel, maar dan liever een rondje zonder pontje!”

© hardloopnieuws.nl

Reacties

    Geen reacties.
Al een account, log hier in.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *