Een vrouw, dat zie je zo!
Het is zaterdagochtend, de hond is uitgelaten en ik doe vlug een afwasje dat is blijven staan van de avond daarvoor. Tijdens het afdrogen van een glas loop ik naar het raam en kijk of er vogeltjes zijn neergestreken op de vetbol, die ik voor hen in de tuin heb gehangen. Geen vogels, wel getoeter. Het is mijn loopmaatje Egbert. Hij zit in vol ornaat achter het stuur, klaar om hard te lopen.
21 januari 2014 (0 reacties)Hardlopen
Door Henk van Duuren
Het is zaterdagochtend, de hond is uitgelaten en ik doe vlug een afwasje dat is blijven staan van de avond daarvoor. Tijdens het afdrogen van een glas loop ik naar het raam en kijk of er vogeltjes zijn neergestreken op de vetbol, die ik voor hen in de tuin heb gehangen. Geen vogels, wel getoeter. Het is mijn loopmaatje Egbert. Hij zit in vol ornaat achter het stuur, klaar om hard te lopen. Hij gebaart naar me en als ik naar buiten kom roept hij me vanuit het geopende raampje al toe. “Ga je mee voor een bostraining? Anderhalf uur met een paar versnellinkjes. De andere jongens gaan ook!” Dom van me. Door al die feestdagen ben ik het vaste dagritme kwijt en heb er nooit meer aan gedacht dat het ons trainingsochtendje is. Ik bedenk me geen moment: “Heb je vijf minuten?” Egbert heeft vijf minuten. De theedoek gooi ik op het aanrecht en kijk naar het stilleven van glazen, aardewerk en bestek dat nog op de afdruipplaat staat. “Dat staat er over een paar uurtjes ook nog wel. Dat loopt niet weg, maar ik wel!” gniffel ik en voordat Egbert het beseft zit ik al naast hem. “Rijden maar, dan komen we nog net op tijd!”
De loopgroep staat klaar en de trainer wijst van verre al op zijn horloge. “Eigenlijk te laat, maar goed dat ik wist dat je kwam!” moppert hij goedmoedig op Egbert.
“Jongens, dat mag ik vandaag zeggen, want de dames hebben het af laten weten. Jongens, ik heb een route uitgezet van precies tien kilometer. We maken er een rustige duurloop van met enkele versnellingen.!” Meer uitleg is niet nodig. We zijn al in beweging en de feestdagen, de verrichtingen tijdens de loopjes van de afgelopen weken, de studieresultaten van de kinderen, een pittige mop en alles wat ons bezig houdt passeert de revue. Paul loopt naast me en vraagt of ik nog bijzonder vogels heb gezien. We delen namelijk de interesse voor de natuur en de vogels in het bijzonder. “Ja hoor! Een grote witte reiger bij ons in het weiland. Zeker een dwaalgast.” Paul pakt mijn waarneming dankbaar aan als bruggetje naar dat, wat hij graag wil vertellen. Er volgt een opsomming van bijzondere vogels die hij in zijn tuin heeft gezien: Buizerd, Bonte Specht, Boomklever, vechtende kraaien en roeken om de door hem aangeboden restanten van een kalkoen tot en met de IJsvogel. Ik kijk hem enigszins sceptisch bewonderend aan. Zoveel en dat allemaal in zijn achtertuin? Op het moment dat ik daar het fijne van wil weten zet de trainer een versnellinkje in. De groep blijft in de versnelling hangen. Bij ieder bochtje of heuveltje gaat het zelfs nog iets harder. Er wordt niet meer gesproken. We zijn flink bezig met ongedisciplineerd te trainen. Het gezucht en gesteun is niet van de lucht en de trainer roept: “Jullie doen maar. Ik zie jullie wel bij de parkeerplaats!” Egbert probeert weg te komen uit de groep. Ik pik aan en blijf hem volgen met het gevoel dat ik elk moment kan breken. Na een stukje vals plat merk ik opeens dat alles op zijn plaats valt, ademhaling, armbewegingen en beentempo. Ik neem de koppositie over en Paul komt naast me lopen. Het stuk door het bos gaat geweldig gemakkelijk en we raffelen de kilometers af.
Na het bosgedeelte volgt een rechte weg van ongeveer twee kilometer. In de verte zien we iemand lopen. Het tempo is ondertussen iets gezakt en daardoor heeft Paul zijn spraakvermogen hervonden. “Zie je die loper daar in de verte. Dat is een vrouw, dat kun je zo zien!” Het geschok van het lopen en het feit dat ik contactlensdrager ben maken dat ik alleen een wazige groene vlek in de verte zie. “ Kijk eens hoe ongecontroleerd de bewegingen zijn. Bij vrouwen waaiert alles altijd alle kanten uit. Het wappert en het fladdert. Dit is er gewoon een schoolvoorbeeld van!” Paul geniet van zijn vrouwonvriendelijke opmerkingen en toont me een brede glimlach. We komen dichterbij en nu krijg ik ook zicht op de persoon in kwestie. “Als dat een vrouw is, dan speelt ze beslist hockey of voetbal. Kijk eens naar die O-benen. Ze heeft ook helemaal geen heupen! Dat is geen vrouw, dat is een man.” Paul kijkt me smalend aan. “Zo mistig is het niet Henk. Laat het signaleren van vrouwen maar aan de kenner over!” Hij lacht de kiezen bloot en onderstreept zijn haantjesgedrag door het tempo flink hoger te gooien. Ik kan gemakkelijk volgen en schiet in de lach als ik de loper herken. “Hé Paul, het is onze trainer, het is Frank! Hij kon het tempo niet volgen en heeft een stuk afgesneden.” Op het moment dat Paul zijn fout inziet laat hij het tempo zakken. Hij richt zich tot me en kijkt me aan vanachter zijn ziekenfondsachtige ronde brilletje. Het begrip ‘grote ogen opzetten krijgt naast de figuurlijke nu ook een letterlijke betekenis. “Die opmerkingen van mij moet je maar niet aan Frank vertellen.” oppert hij zichtbaar geschrokken. Egbert komt ons op dat moment achterop en ik volg hem om het laatste stuk in vliegende vaart af te leggen. Het weerhoudt me ervan om Paul een belofte te doen.
Bij het verlaten van de parkeerplaats draai ik het raampje open en voeg Paul toe: “Hé vrouwenkenner, vergeet je niet om deze week bij de opticien langs te gaan?”
“Wat bedoel je met die opmerking?” vraagt Egbert verbaasd. “Oh, Paul ziet allerlei vreemde vogels in zijn tuin en hij moet iets scherper waarnemen om het verschil tussen een mannetjes- en vrouwtjesvogel te zien!” Egbert neemt genoegen met mijn uitleg. Gelukkig maar, want die flater over Frank vertel je toch aan niemand door. Dat kun je niet maken. Zoiets houd je mooi voor je zelf.
© hardloopnieuws.nl
>
Gerelateerd
Een vrouw, dat zie je zo!
Het is zaterdagochtend, de hond is uitgelaten en ik doe vlug een afwasje dat is blijven staan van de avond daarvoor. Tijdens het afdrogen van een glas loop ik naar het raam en kijk of er vogeltjes zijn neergestreken op de vetbol, die ik voor hen in de tuin heb gehangen. Geen vogels, wel getoeter. Het is mijn loopmaatje Egbert. Hij zit in vol ornaat achter het stuur, klaar om hard te lopen.
18 maart 2009 (0 reacties)Hardlopen
Door Henk van Duuren
Het is zaterdagochtend, de hond is uitgelaten en ik doe vlug een afwasje dat is blijven staan van de avond daarvoor. Tijdens het afdrogen van een glas loop ik naar het raam en kijk of er vogeltjes zijn neergestreken op de vetbol, die ik voor hen in de tuin heb gehangen. Geen vogels, wel getoeter. Het is mijn loopmaatje Egbert. Hij zit in vol ornaat achter het stuur, klaar om hard te lopen. Hij gebaart naar me en als ik naar buiten kom roept hij me vanuit het geopende raampje al toe. “Ga je mee voor een bostraining? Anderhalf uur met een paar versnellinkjes. De andere jongens gaan ook!” Dom van me. Door al die feestdagen ben ik het vaste dagritme kwijt en heb er nooit meer aan gedacht dat het ons trainingsochtendje is. Ik bedenk me geen moment: “Heb je vijf minuten?” Egbert heeft vijf minuten. De theedoek gooi ik op het aanrecht en kijk naar het stilleven van glazen, aardewerk en bestek dat nog op de afdruipplaat staat. “Dat staat er over een paar uurtjes ook nog wel. Dat loopt niet weg, maar ik wel!” gniffel ik en voordat Egbert het beseft zit ik al naast hem. “Rijden maar, dan komen we nog net op tijd!”
De loopgroep staat klaar en de trainer wijst van verre al op zijn horloge. “Eigenlijk te laat, maar goed dat ik wist dat je kwam!” moppert hij goedmoedig op Egbert.
“Jongens, dat mag ik vandaag zeggen, want de dames hebben het af laten weten. Jongens, ik heb een route uitgezet van precies tien kilometer. We maken er een rustige duurloop van met enkele versnellingen.!” Meer uitleg is niet nodig. We zijn al in beweging en de feestdagen, de verrichtingen tijdens de loopjes van de afgelopen weken, de studieresultaten van de kinderen, een pittige mop en alles wat ons bezig houdt passeert de revue. Paul loopt naast me en vraagt of ik nog bijzonder vogels heb gezien. We delen namelijk de interesse voor de natuur en de vogels in het bijzonder. “Ja hoor! Een grote witte reiger bij ons in het weiland. Zeker een dwaalgast.” Paul pakt mijn waarneming dankbaar aan als bruggetje naar dat, wat hij graag wil vertellen. Er volgt een opsomming van bijzondere vogels die hij in zijn tuin heeft gezien: Buizerd, Bonte Specht, Boomklever, vechtende kraaien en roeken om de door hem aangeboden restanten van een kalkoen tot en met de IJsvogel. Ik kijk hem enigszins sceptisch bewonderend aan. Zoveel en dat allemaal in zijn achtertuin? Op het moment dat ik daar het fijne van wil weten zet de trainer een versnellinkje in. De groep blijft in de versnelling hangen. Bij ieder bochtje of heuveltje gaat het zelfs nog iets harder. Er wordt niet meer gesproken. We zijn flink bezig met ongedisciplineerd te trainen. Het gezucht en gesteun is niet van de lucht en de trainer roept: “Jullie doen maar. Ik zie jullie wel bij de parkeerplaats!” Egbert probeert weg te komen uit de groep. Ik pik aan en blijf hem volgen met het gevoel dat ik elk moment kan breken. Na een stukje vals plat merk ik opeens dat alles op zijn plaats valt, ademhaling, armbewegingen en beentempo. Ik neem de koppositie over en Paul komt naast me lopen. Het stuk door het bos gaat geweldig gemakkelijk en we raffelen de kilometers af.
Na het bosgedeelte volgt een rechte weg van ongeveer twee kilometer. In de verte zien we iemand lopen. Het tempo is ondertussen iets gezakt en daardoor heeft Paul zijn spraakvermogen hervonden. “Zie je die loper daar in de verte. Dat is een vrouw, dat kun je zo zien!” Het geschok van het lopen en het feit dat ik contactlensdrager ben maken dat ik alleen een wazige groene vlek in de verte zie. “ Kijk eens hoe ongecontroleerd de bewegingen zijn. Bij vrouwen waaiert alles altijd alle kanten uit. Het wappert en het fladdert. Dit is er gewoon een schoolvoorbeeld van!” Paul geniet van zijn vrouwonvriendelijke opmerkingen en toont me een brede glimlach. We komen dichterbij en nu krijg ik ook zicht op de persoon in kwestie. “Als dat een vrouw is, dan speelt ze beslist hockey of voetbal. Kijk eens naar die O-benen. Ze heeft ook helemaal geen heupen! Dat is geen vrouw, dat is een man.” Paul kijkt me smalend aan. “Zo mistig is het niet Henk. Laat het signaleren van vrouwen maar aan de kenner over!” Hij lacht de kiezen bloot en onderstreept zijn haantjesgedrag door het tempo flink hoger te gooien. Ik kan gemakkelijk volgen en schiet in de lach als ik de loper herken. “Hé Paul, het is onze trainer, het is Frank! Hij kon het tempo niet volgen en heeft een stuk afgesneden.” Op het moment dat Paul zijn fout inziet laat hij het tempo zakken. Hij richt zich tot me en kijkt me aan vanachter zijn ziekenfondsachtige ronde brilletje. Het begrip ‘grote ogen opzetten krijgt naast de figuurlijke nu ook een letterlijke betekenis. “Die opmerkingen van mij moet je maar niet aan Frank vertellen.” oppert hij zichtbaar geschrokken. Egbert komt ons op dat moment achterop en ik volg hem om het laatste stuk in vliegende vaart af te leggen. Het weerhoudt me ervan om Paul een belofte te doen.
Bij het verlaten van de parkeerplaats draai ik het raampje open en voeg Paul toe: “Hé vrouwenkenner, vergeet je niet om deze week bij de opticien langs te gaan?”
“Wat bedoel je met die opmerking?” vraagt Egbert verbaasd. “Oh, Paul ziet allerlei vreemde vogels in zijn tuin en hij moet iets scherper waarnemen om het verschil tussen een mannetjes- en vrouwtjesvogel te zien!” Egbert neemt genoegen met mijn uitleg. Gelukkig maar, want die flater over Frank vertel je toch aan niemand door. Dat kun je niet maken. Zoiets houd je mooi voor je zelf.
© hardloopnieuws.nl
>
Reacties
Geen reacties.
Al een account, log hier in.